De Amerikaanse autofabriek Baker in Cleveland, Ohio, timmerde aan het begin van de twintigste eeuw aan de weg met elektrische auto’s. Volgens de Baker Motor Vehicle Company hadden de met elektromotoren uitgeruste auto’s het voordeel, dat ze niet stonken en geen lawaai maakten. Bovendien zouden de Bakers goedkoop zijn in onderhoud.
Uiteraard waren er wel enkele nadelen aan het gebruik van de elektromotor verbonden. De accu’s voor de Bakers waren niet goedkoop en door het gebruik van deze krachtbron hadden de elektrische auto’s slechts een beperkte actieradius.
De grote mannen achter de Baker Motor Vehicle Company in Cleveland waren Walter C. Baker en Fred R. White. Zij bouwden in 1899 hun eerste auto. In deze tijd, de beginjaren van de auto-industrie werd nog veel geëxperimenteerd. Zo ook op het gebied van brandstoffen en voortbrengingsmiddelen. Hoewel zich begon af te tekenen, dat benzine de belangrijkste voedingsbron zou worden, waren er genoeg techneuten, die het probeerden met alternatieven. Zo vestigde de Belgische autotechnicus Camille Jenatzy in deze tijd het wereldsnelheidsrecord met zijn Jamais Contente. Jenatzy behaalde met een door elektromotor voortgedreven auto een snelheid van 105 kilometer per uur.
De door Walter C. Baker en Fred R. White gebouwde auto was een lichtgewicht tweezitter en vanaf 1910 ook grotere vierzitters. Walter C. Baker heeft verschillende keren geprobeerd om het snelheidsrecord van Camille Jenatzy te verbeteren, maar slaagde daar niet in. Een poging liep bijzonder slecht af, doordat Baker met zijn auto in het publiek terecht kwam en twee toeschouwers de dood vonden.
De Baker-fabriek in Cleveland was tot 1916 in bedrijf. De markt was nog niet klaar voor de elektromotor, de financiën waren uitgeput en het bedrijf moest zijn deuren sluiten.